'Bij de valsaards zit ik niet neer, met de huichelaars ga ik niet om; ik haat het gezelschap der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet neer. Ik was mijn handen in onschuld...', aldus vers 4-6A van Psalm 26 (NBG-vertaling). Psalm 26 valt evenals Psalm 7, 17, 18 en 44 op doordat er mensen aan het woord komen die Gods aandacht vestigen op hun eigen goede gedrag. Vooral in de eerste helft van de vorige eeuw vonden sommige auteurs deze mentaliteit getuigen van 'eigengerechtigheid' en 'zwak zondebesef', juist ook omdat de beschrijving van het eigen goede gedrag in tegenspraak is met wat in het Nieuwe Testament van gelovigen gevraagd wordt.
Hoe moeten deze vijf psalmen geinterpreteerd worden? Willen de psalmisten alleen zeggen dat zij in hun recht staan of loyaal zijn jegens God? Zijn de bedoelde uitspraken ingegeven door de idee dat er slechts twee typen mensen zijn, de 'rechtvaardigen' en de 'goddelozen'? Of is er (in Psalm 7, 17 en 26) sprake van een godsgericht?
Theoloog Gert Kwakkel onderzocht voor zijn promotie de literatuur over dit onderwerp. Hij concludeert dat de vijf psalmen in heel verschillende situaties geschreven zijn, maar gemeen hebben dat er sprake was van acute levensbedreiging. Hij ziet geen aanleiding voor gebruik van de psalmen in een godsgericht. De psalmisten wilden vooral aangeven dat hun leven zich kenmerkte door trouw aan God. Dat hing samen met de verdeling van de mensheid in 'goddelozen' en 'rechtvaardigen'. Het feit dat zij bij de 'rechtvaardigen' hoorden, stond op gespannen voet met de specifieke levensbedreigende situatie. Als mensen die trouw waren aan God, mochten zij immers anders verwachten? Hoewel zij geen melding maken van hun tekortkomingen, kan men derhalve niet stellen dat ze blijk geven van een mentaliteit van 'eigengerechtigheid'.
Gerrit Kwakkel (Nigtevecht, 1959) studeerde theologie aan de Theologische Universiteit Kampen van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) en voltooide zijn studie in 1984. Tijdens zijn promotieonderzoek was hij als docent verbonden aan dezelfde universiteit. In 1993 is hij daar aangesteld als hoogleraar in de oudtestamentische vakken.
Sinds 2003 is hij ook rector aan de Theologische Universiteit van Kampen.
Proefschrift 'According to my righteousness'. Upright behaviour as grounds for deliverance in psalms 7, 17, 18, 26 and 44